|
Hoofdstuk 2 -
Depressies, fronten
en hogedrukgebieden |
|
Lagedrukgebieden, oceaanstoringen of
depressies zijn op satellietbeelden vaak te
herkennen aan prachtige krulvormige patronen in de bewolking. Ook de met depressies samenhangend fronten zijn goed terug te vinden door de ermee samenhangende bewolking. In hogedrukgebieden is het doorgaans onbewolkt, zodat die veel moeilijker vanuit de ruimte zijn aan te wijzen. |
De eigenschappen van de lucht in het
onderste gedeelte van de dampkring worden
bepaald door de herkomst. Boven het
noordelijk deel van de oceaan en boven de
poolstreken vormt zich
koude, relatief
droge, in vakjargon polaire lucht; meer naar
het zuiden bevindt zich warme en vochtige,
zogeheten subtropische lucht. De grens
tussen de beide luchtsoorten, het polaire
front,
ligt op gematigde breedten en
verloopt als een slingerende ring rond een
halfrond. |
|
Oceaanstoringen ontstaan bij voorkeur op
deze grens; ze verplaatsen zich vervolgens
met de westelijke stroming mee naar
het oosten, bijvoorbeeld van de Atlantische
Oceaan naar West-Europa. Voor de storingen
uit voeren zuidwestenwinden de
warme
subtropische lucht naar het noorden; er
vormt zich daar als het ware een tong met
warme lucht. De voorste begrenzing
van deze
warme lucht is het warmtefront. |
|
Op een weerkaart (figuur a) wordt het
warmtefront aangeduid
als een rode lijn met
halve bolletjes. De achterzijde
van de warme
lucht vormt tevens de voorste begrenzing van
koudere polaire
lucht, die aan de
achterzijde van de oceaandepressie met
noordwestenwinden naar het zuiden stroomt.
Dit zogenoemde koufront wordt afgebeeld als
een blauwe lijn met driehoekjes.
Het
koufront trekt sneller van west naar
oost dan het warmtefront van dezelfde
depressie. mtefront wordt daardoor ingehaald
en
de warme tong aan het aardoppervlak
versmalt.
Het deel van het warmtefront dat
is ingelopen door het koufront, wordt
occlusiefront genoemd; de warme subtropische
lucht is er opgetild en losgekomen van de
grond. Een weerkaart toont een occlusiefront
als een paarse lijn met zowel de
halve
bolletjes van
het warmtefront als de driehoekjes van het
koufront. |
|
|
|
Weerkaart met een depressie bij
IJsland
en een hogedrukgebied bij de Azoren.
|
|
|
|
Het polaire front en de daarvan deel
uitmakende warmte- en koufronten worden
gemarkeerd door op satellietbeelden goed
zichtbare bewolking.
Dat komt doordat bij
fronten steeds lucht wordt opgetild.
Bij warmtefronten wordt de warmere lucht
gedwongen op te glijden tegen de koudere
lucht die op het punt staat verdreven te
worden.
Bij koufronten wrikt de koude, oprukkende
lucht
ten steeds lucht wordt opgetild.
Bij warmtefronten wordt de warmere lucht
gedwongen op te glijden tegen de koudere
lucht die op het punt staat verdreven te
worden.
Bij koufronten wrikt de koude, oprukkende
lucht
zich onder de warme lucht voor het
front uit; ook hier wordt dus de warmere,
vochtiger lucht gedwongen op te stijgen. Al
eerder werd vermeld dat bij occlusiefronten
warme lucht wordt opgetild, zodat in alle
gevallen wolkenvorming
verwacht mag worden
op de posities die op
de weerkaart met
frontlijnen zijn aangegeven. |
|
|
Lagedrukgebied ten zuiden
van IJsland |
|
|
|
Depressie boven de Noordzee |
|
|
De warmte- en koufronten die gezamenlijk het
polaire front vormen, kunnen als een
slingerende band op satellietbeelden worden
herkend.
Plaatselijk is de wolkenband
verdicht of tot een krul gespiraliseerd. In het laatste geval hebben we te maken met
een depressie.
Zo'n mooie krul
zou echter niet mogelijk
zijn als de bewolking ter
plaatse niet eerder aanzienlijk was
verdicht.
Deze verdichtingen hangen samen
met kenmerken
van
het stromingspatroon op
enkele kilometers hoogte in de atmosfeer en
zijn een gevolg van daardoor veroorzaakte
stijgbewegingen.
Stijgende lucht koelt af, raakt verzadigd voor waterdamp zodat er druppelvorming optreedt die het begin vormt van wolkenvorming. |
|
Doordat dergelijke processen zich afspelen bij depressies,
wordt als het ware zichtbaar waar zo'n
lagedrukgebied zich aan het ontwikkelen is.
De verdichte en verbrede wolkenband wordt
geleidelijk opgekruld door
de lucht die rond
het lagedrukcentrum cirkelt, zoals geïllustreerd in bijgaand diagram. |
|
Aanvankelijk bevindt de meeste bewolking
(gerasterd) zich in de warme lucht aan de
zuidzijde van het polaire front. De beide
cirkels markeren de positie van de
depressie. De windsnelheid rond het
lagedrukgebied hangt af van de afstand tot
de depressiekern. Midden in een
lagedrukgebied is
de luchtdruk weliswaar laag, maar de
luchtdrukverschillen zijn klein; de
luchtdruk is er overal ongeveer even laag.
De windsnelheid hangt af van
luchtdrukverschillen; in de buurt van de
depressiekern staat dus niet veel wind.
Zelfs tijdens het langstrekken van de actiefste stormdepressie valt de wind helemaal weg op het moment dat de depressiekern zich boven de waarneemlocatie bevindt. |
|
|
|
Vervorming
van een wolkenpatroon (grijs) door
luchtbewegingen rond een zich
ontwikkelende depressie. |
|
|
Op enige afstand van de depressiekern treffen we ter hoogte van de binnencirkel het gebied aan met de hoogste windsnelheden. Gaan we nog verder van de depressiekern weg, dan komen we in een gebied waar de wind sterk is teruggevallen. Het diagram illustreert tevens de gevolgen
van dit luchtstromingspatroon voor de oorspronkelijke wolkenband. De egale bewolking in de zachte, vochtige lucht
die in de figuur grijs is weergegeven,
fungeert als racer voor de optredende
luchtverplaatsingen. |
De bewolking maakt het gemakkelijk om zachte
lucht van boven af bezien te blijven volgen.
Ze blijft zich op haar weg rond de
depressiekern
helder aftelkenen tegen de
koudere lucht met opklaringen die eveneens
rond het lagedrukcentrum cirkelt. De
afgebeelde satellietbeelden laten dit proces
duidelijk zien. Overigens is de koude lucht
niet egaal donker; er bevinden zich talrijke
witte vlekken in. Dat zijn stapelwolken, die
in koude polaire
lucht boven relatief warm
oceaanwater gemakkelijk tot ontwikkeling
komen.
De stapelwolken doen zich doorgaans voor in
een markant groepering, zoals in
wolkenstraten of in celvormige patronen.
Deze bewolkingspatronen worden in latere
hoofdstukken getoond en besproken. |
De wervels die rond lagedrukgebieden
zichtbaar zijn, vinden geen analogon in
vergelijkbare patronen rond
hogedrukgebieden. Hoewel de lucht ook rond
hogedrukgebieden stroomt, zij het met
tegengestelde draairichting, ontbreekt hier
gewoonlijk de bewolking om de luchtstroming
zichtbaar te maken.
Dat komt doordat
hogedrukgebieden gekenmerkt worden door
dalende luchtbewegingen; bij depressies ging
het juist om stijgende luchtbewegingen.
Dalende lucht warmt op en droogt daardoor
uit, zodat eventueel aanwezige
wolkendruppeltjes verdampen en de
bewolking
verdwijnt. In hogedrukgebieden hebben we
vanuit een satelliet dan ook vaak een
onbelemmerd uitzicht op het aardoppervlak. Als het aardoppervlak in hogedruksituaties
aan het zicht wordt onttrokken, komt dat
door mist, die zich vooral in het
winterhalfjaar in
de onderste honderden meters van de
atmosfeer vormt. Verder kunnen rook, andere
vormen van luchtverontreiniging, zand en
stof het aardoppervlak in hogedruksituaties
doen vervagen, zoals in latere hoofdstukken
zal blijken. |
|
De Azoren koesteren zich in de zon. Zeven van de negen eilanden zijn zichtbaar; van links naar rechts Faial, Pico, Sao Jorge, Graciosa (geheel boven), Terceira, Sao Miguel, en Santa Maria. Beeld van de satelliet Terra van 1 mei 2003. Bron: NASA/GSFC MODIS Land Rapid Response Team. |
|
|
|
Nederland ligt in de zogeheten gordel van
westenwinden; ook boven de Atlantische
Oceaan is de voorkeursrichting van de
luchtstroming westelijk.
Om een dergelijke luchtstroming in stand te
kunnen houden, zijn lagedrukgebieden nodig
boven het noordelijk deel van de oceaan,
terwijl de
luchtdruk meer naar het zuiden,
bijvoorbeeld
in de subtropen hoog moet zijn.
Daarom hoor je
vaak spreken
over depressies
bij IJsland of het
noorden van Schotland en van
hogedrukgebieden bij de Azoren.
De getoonde
weerkaart geeft een voorbeeld van een
dergelijke
luchtdrukverdeling;
de depressie bij IJsland is afgebeeld als
beeld 1. In het voorgaande zagen we al dat
een hogedrukgebied bij de Azoren veel
moeilijker in beeld te brengen is, of het
zou
een satellietbeeld moeten zijn met een
onbewolkte, zonnige eilandengroep (beeld
4). |
|
Bron:
Kees Floor - Het weer op satellietbeelden |
|
|
|
|
|